‘Idioot’, foeterde ze, terwijl ze haar stuur omgooide en nog een boze blik wierp op de oudere man met de hoed die 70 reed op de snelweg. Waarom moesten die mensen zo nodig op de snelweg rijden als ze met zo’n slakkengangetje reden? Het woord zei het al: snel-weg.. Maar nee, gewoon suf 70 rijden. Nijdig trok ze veel te hard op tot ze weer 130 reed. Ze zette de radio harder en te laat zag ze de auto op de rechterrijbaan naar links gaan. Piepende remmen. Rokende banden en haar hoofd belande op het stuur. Haar auto zat in de kreukels tegen de vangrail terwijl de man met de hoed achter haar remde en uit zijn auto stapte. Zij kreeg het niet meer mee.
Vijf uur eerder had ze nog gemopperd op haar ex-man. Nooit maar dan ook nooit deed hij wat hij beloofde. Kwam hij op tijd de kinderen halen of terugbrengen. Of maakte hij op tijd het geld over. Woedend was ze op hem. Ze had hem staan uitkafferen terwijl de kinderen als zielige hoopjes op de achterbank zaten. Ze had het gezien maar genegeerd omdat ze nu eenmaal zo boos op hem was. Ze wilde hem raken waar ze hem raken kon. Hij had het zo goed en zij, zij was boos, verdrietig en ze wilde dat hij dat ook was. Maar nee, hij pronkte met zijn nieuwe, slanke blonde vriendin, zijn nieuwe gadgets en auto en hing de leuke papa uit. Zij voelde zich oud, dik, slonzig. Als een kijvend viswijf stond ze voor haar voordeur voor schandaal hem de mantel uit te vegen. Ze was moe van alles toen hij de auto in gestapt was en wegreed. Ze had de auto gepakt, had de kinderen bij haar ouders gebracht waar ze een weekendje zouden logeren en was weggereden. Waarheen, ze wist het niet. Het kon haar ook niet schelen. Een weekend alleen zonder de kinderen dus tijd zat. Als ze bij hun vader vandaan kwamen zaten ze elke keer weer vol verhalen, van de dierentuin, de Efteling, of de bioscoop. Papa deed dat toch maar. Waarom deden zij dat nooit? Misschien omdat zij er het geld niet voor had? Omdat papa bij mama weggegaan was? Voor die slanke, blonde vriendin? Omdat papa al het geld had en zij niks? Omdat mama niet zoveel geld verdiende als papa? Omdat papa al het geld meegenomen had dat zij in de zaak gestoken had? En omdat er niks zwart op wit stond kon mama naar dat geld fluiten. Ze was zo boos geworden dat ze niet eens wist waar ze heen gereden was. Gewoon weer die rode waas voor ogen gekregen had.
Ze wist dat het niet goed was, ze wist dat ze moest kalmeren en de auto aan de kant moest zetten en even tot rust moest komen. Maar ze kon het gewoon niet. Ze moest weg. Gewoon even weg van alles. Dus reed en reed ze maar. Uren lang. De muziek hard aan. Tranen over haar wangen.
Vijf jaar eerder had het nog zo mooi geleken. Hij had haar op handen gedragen. Zij geloofde alles wat hij haar beloofde. Met drie kinderen wilde hij eindelijk haar het Jawoord geven. Het was de mooiste dag van haar leven toen zij met de kinderen daar stonden in hun prachtige kleren. De meiden hadden net zo’n mooie jurk aan als mama en hun enige zoon een pak, net als papa. Haar ouders hadden nog gezegd dat ze op huwelijkse voorwaarden moest trouwen. Al haar geld had ze in de zaak gestoken. Maar zij wuifde dat lachend weg. Hoe kwamen ze daar nu bij? Wat een rare gedachte op zo’n mooie dag! Het leek wel een sprookje, een droom die uitkwam.
Vijf jaar werd de jongste toen de eerste barstjes in haar huwelijkse geluk ontstonden. Hij kwam maar niet thuis. Hun jarige zoon was in tranen, want waar bleef papa? Heel de tuin was versierd, de familie aanwezig. En toen papa eindelijk kwam, was de helft al weg. Zij rook een vreemde lucht. Parfum. En zag vlekken in zijn nek en op zijn overhemd. ’s Avonds toen iedereen weg was en de kinderen op bed lagen confronteerde ze hem. Hij bekende maar het was maar eenmalig. Hij had spijt. Het zou nooit meer gebeuren zo zei hij. Toen had ze beter moeten weten.
Vanaf die dag ging het bergafwaarts. De slanke, blonde deed haar intrede. Hij bleef vaker en vaker weg en zij zat vaker en vaker alleen. Hopend tegen beter weten in.
Tot op een dag ze hem aantrof in hun bed. Met haar. Geschokt was ze blijven staan in de deuropening. De kinderen stonden naast haar. Tot een van hen riep dat ze papa’s blote kont zag en hij omdraaide en hen zag staan. Toen brak de hel los. Zij kreeg de schuld op een of andere manier. Wat ze dan weer niet snapte. Hoe kon het haar schuld zijn dat zij in hun bed lagen? Verward was ze, terneergeslagen, depressief, toen hij haar verliet.
En nu jaren later leek ze er nog niet overheen. En hoe ze het ook geprobeerd had, hoe ze ook gepraat had, ze kon de draad van haar leven maar niet oppakken.
Ze voelde dat ze met haar hoofd op haar stuur lag. Haar hoofd bonkte en voelde vies warm en kleverig. Vermoeid hief ze haar hoofd een klein eindje op. Ze zag dat ze op de vangrail geknald was. De hele zijkant van de auto zat in elkaar. Ze tilde haar hand op en voelde aan haar hoofd. Getver, bloed, dacht ze. Ze probeerde haar hoofd te draaien. Voor haar zag ze nog een auto in elkaar tegen de vangrail aan zitten. Doordat die auto zo nodig in moest halen raakte zij de controle over het stuur kwijt. Ze probeerde te zien of er mensen waren die haar konden helpen. Ineens tikte er een man op de ruit. Ze schrok. Ze probeerde haar hoofd te draaien maar dat deed pijn. Ze keek vanuit haar ooghoeken en dacht dat ze de oude man herkende die ze ingehaald had en waar ze zo op gefoeterd had. Hij zei iets maar ze verstond hem niet. Toen besefte ze pas dat de radio nog hard stond te tetteren. Met haar vrije hand probeerde ze het knopje van de radio te bereiken. Toen dat lukte was het ineens erg stil in de auto. Ze hoorde in de verte een sirene en de oudere man vroeg wat. Hij liep naar de passagierskant en opende het portier met enige moeite. ‘Gaat het?, vroeg hij bezorgd. Ze probeerde wat uit te brengen maar kon het bijna niet. ‘De ambulance is er net’, zei hij. ‘Je bent buiten westen geweest, ik dacht even dat je het niet zou redden.’
Vijftig minuten later lag ze op een brancard naast haar auto. Ze had een kraag om gekregen. Ze had geluk gehad zo werd haar verteld. De mensen in de auto voor haar hadden minder geluk gehad, zo zag ze toen de lijkwagen voor de auto stilhield. Ze keek terwijl de ambulancebroeder nog met haar bezig was. Een slanke, eens blonde vrouw en een man werden onder het bloed uit de auto voor haar gehaald. Even keek ze naar het nummerbord van de auto en toen weer naar de lijkwagen. Ze slikte moeizaam.
Ze had hem en zijn vriendin van alles gewenst en verwenst maar dit niet.
‘Het komt wel weer goed met u hoor, mevrouw’, hoorde ze de ambulancebroeder zeggen. ‘U kunt die tranen wel weer drogen, beetje gekneusd en een snee in uw hoofd die behoorlijk bloedt maar dat geneest wel weer. Die malloot voor u die dat ongeluk veroorzaakt heeft is er minder goed vanaf gekomen. Je mag het niet zeggen hè, maar die verkeershufters verdienen eigenlijk niet beter. Jammer dat hij zijn vriendin er ook in meegenomen heeft alleen.’
© KH
4 comments:
Wat een prachtig geschreven, bloedstollend verhaal!
Dank je wel Joke! Fijn dat je hier bent komen lezen! :-)
Prachtig geschreven verhaal!
I agree! :) Have a great day, my friend.
Post a Comment