Voetje voor voetje kwam ze de keuken uit met een zwaar blad met de theepot en haar favoriete kopje. Voorzichtig zette ze het blad op de tafel en ging rechtop staat. Voor ze ging zitten stond ze heel stil en luisterde ze of ze wat hoorde. Het was doodstil op de tikkende klok in de kamer na. Ze slaakte een diepe zucht en zonk neer in de comfortabele leunstoel bij het raam. Ze schonk een kop thee voor zichzelf in. Ze keek naar buiten terwijl ze de geurende thee opsnoof. Haar handen warmend om het kopje. Af en toe schrok ze op door een geluid en luisterde ze om weer gerustgesteld achterover te leunen. Het was niets. Langzaam dwaalden haar gedachten af. Ze sloot haar ogen. Heel even maar.
Dit was niet het leven wat ze voor ogen had gehad, al die jaren geleden. De plannen die ze had, het leven wat ze voor zichzelf had uitgestippeld. Hoe het had moeten worden. Niets was gegaan zoals ze had gehoopt. Ze had, thuis wonend, gedacht dat ze een man tegen zou komen, zou trouwen, kinderen zou krijgen. Gewoon zoals in die tijd gebruikelijk was. Net zoals al haar vriendinnen in die tijd deden. Alleen kwam zij die ene maar niet tegen. Zij bleef bij haar ouders tot die op hoge leeftijd overleden. En die ene kwam daarna pas. Toen zij al te oud bleek om nog kinderen te kunnen krijgen.
Ze opende haar vochtige geworden ogen. Dat het na al die jaren nog zo’n zeer deed, had ze zelf niet voor mogelijk kunnen houden. Ze dronk haar thee en keek door haar raam waar de schooljeugd net langs liep. Ze zwaaiden vrolijk naar haar. Ze glimlachte en zwaaide terug.
De buurtoma was ze geworden. Oppasoma voor alle buurkinderen. Dat had haar al die jaren zoveel geluk gegeven. Toch een klein beetje oma. Haar man had het maar niks gevonden. Hij bleek die ene toch niet helemaal te zijn geweest. Een beetje een norse man met sombere buien. Och, hij was wel een goede man voor haar alleen zo somber soms.
Zij was ondanks alles altijd vrolijk gebleven. En toen haar man zijn pensioenleeftijd naderde had ze gehoopt dat ze samen wat vaker weg zouden kunnen. Uitstapjes, vakantie. Ze hadden tenslotte alleen elkaar. Maar toen begon het. Hij begon ‘raar’ te doen.
Ze schonk nog een kopje thee voor zichzelf in nu het nog kon. Maar zodra ze de eerste slok genomen had hoorde ze het al. Een geluid in de slaapkamer. Een kreet bijna. Met een zucht zette haar kopje weg. Moeizaam stond ze op uit haar stoel en schuifelde naar de deur.
Het leek, zo dacht ze, of ze het leven van een vreemde leefde. Dit was niet haar leven. Dit was een verkeerd leven. Zo had ze het niet gedacht. ‘Ik kom’, riep ze, toen ze weer een gesmoorde kreet hoorde vanuit de slaapkamer. Ze opende de slaapkamerdeur en ging naar binnen. Daar lag haar man in een ziekenhuisbed. De angst stond in zijn ogen. De lakens lagen om hem heen gedrapeerd en hij had het bed bevuild zo zag ze. Even bleef ze in de deuropening staan. Toen glimlachte ze naar hem en liep naar zijn bed. ‘Ik ben er, lieverd’, glimlachte ze naar hem. ‘Geen paniek. Ik help je wel, rustig maar.’ Ze zag in zijn ogen dat hij rustiger werd en ze aaide over zijn arm. Ze hielp hem overeind, tilde hem uit bed in zijn rolstoel en reed hem naar de badkamer om hem te wassen. Het ritueel begon weer van voren af aan. En zo wel een keer vier per dag. En hoewel het haar soms zwaar viel, deed ze het ook met liefde. Hij was tenslotte haar dementerende echtgenoot.
© KH
No comments:
Post a Comment