Waar kwam al dat bloed vandaan? En waar was ze? Ze keek om
zich heen en herkende de omgeving niet direct. Maar dat bloed. Ze keek er nog
een keer naar, verbaasd eigenlijk. Het stroomde gewoon. Verbijsterend, dacht
ze. Wat veel. Ze keek waar het vandaan kwam en zag een mes liggen. Goh, wat een
groot mes. Het leek wel een slagersmes, zo een die je wel in de keuken gebruikt
en die in zo’n blok met meerdere messen staat. Het lag middenin een grote plas
bloed, helemaal besmeurd. Ze keek langs het mes heen en zag een uitgestrekt
been te midden van al dat bloed. Ze keek langs dat been omhoog, zag een arm en
een gezicht. Het gezicht was zo te zien van een man van middelbare leeftijd,
grijs op de slapen, drie dagen baardje, ogen wijd open gesperd. Niet eens een
onaantrekkelijke man, dacht ze. Als hij er niet zo vreemd bij gelegen had. Ze
kroop op handen en voeten voorzichtig dichterbij. Niet het bloed raken, dacht
ze nog. De man had een gat in zijn zij waar al dat bloed uitstroomde. Nou ja,
een gat was het niet echt, meer een soort van winkelhaak die liep van zijn
borst naar zijn zij. Alsof iets of iemand hem had willen open scheuren. Wat een
akelig idee, dacht ze. Wie zou dat nou willen doen? De man leek haar zo op het
eerste gezicht, als je dat van een lijk kon zeggen, best aardig. Wie zou hij
zijn? Sterker nog, wie was zij en wat deed zij hier bij hem?
Ze kroop terug en ging zitten met haar rug tegen de muur. Ze
keek om zich heen. Ze was in een woonkamer. Er brandden wat schemerlampen en de
gordijnen waren dicht. Het was wat rommelig, er waren wat stoelen omgevallen,
tijdschriften lagen overal en nergens verspreid over de grond en ze zag nu ze
goed keek dat er foto’s van de kast op de grond gegooid waren en stuk gevallen
waren. De man lag halverwege tussen de woonkamer en de open keuken. In de
keuken was het al net zo’n rommeltje. En wat was dat gefluit in haar oren toch?
Ze keek omhoog en zag stoomwolkjes van het fornuis komen. Moeizaam stond ze op.
Haar benen leken wel van lood zo zwaar voelden ze aan. Ze keek de keuken in en
zag een fluitketel op het fornuis staan. Ah! Het gefluit. Ze liep er strompelend
naar toe en draaide het gas onder de ketel uit. Onmiddellijk verdween het
gefluit uit haar oren. Dat was beter. Nu ze stond zag ze nog beter wat een
puinhoop het eigenlijk was. Ze keek naar haar handen. Kleefde daar nu bloed
aan? Ze moest zich vasthouden aan het aanrecht anders was ze opnieuw op de
grond beland. Ze keek naar de man en schudde haar hoofd, het kon niet, dat had
zij nooit gedaan. Snel stopte ze met haar hoofd schudden. Dat deed zeer.
Voorzichtig betastte ze haar hoofd. Daar zie je wel! Ze had een hoofdwond, daar
kwam natuurlijk het bloed vandaan.
Ze liep de keuken uit en ging op zoek naar een badkamer. Daar
schrok ze van haar eigen spiegelbeeld. Een bleke vrouw met donkere wallen onder
haar ogen en een fikse bloeduitstorting onder haar oog keek haar aan. Haar
haren zaten door de war en haar kleren waren gescheurd. Er kleefde bloed in
haar haren en om eerlijk te zijn: Ze wist gewoon niet zeker of zij dit wel was.
Ze herkende de vrouw die haar in de spiegel aan keek niet. Ze waste haar
handen, tot al het bloed eraf was. Toen opende ze het badkamerkastje en na een
inspectie kwam ze tot de conclusie dat er in ieder geval in dit huis een man en
een vrouw moesten wonen. Of zij dat nou was, dat was nog de vraag. Er stond
aftershave in,scheerschuim en scheermesjes, maar ook parfum, dagcrème,
nagellakremover, make-upremover en nog meer vrouwendingen. Gelukkig, er lagen
ook aspirines in. Snel nam ze er 2 en dronk er een groot glas water bij.
Misschien dat nu die bonkende hoofdpijn zou verdwijnen al zou die wel komen van
die hoofdwond. Waarschijnlijk kwam daar ook haar vergeetachtigheid van. Ze liep naar het raam en gluurde door het gordijn naar buiten. Ze bleek zich op
een bovenwoning te bevinden. Een appartement dus. Het was licht buiten maar ze
besloot de gordijnen maar dicht te laten. Ze liep door het appartement op zoek
naar herkenbaarheid. Iets wat haar eraan herinnerde wie of wat ze was en wat er
gebeurd zou kunnen zijn. Ze vond een slaapkamer en in de kast ook weer
mannen-en vrouwendingen. Vrouwenkleding, mannenkleding. Ze rommelde door de
vrouwenkleren en hield iets voor zich. Zo te zien haar maat. Dit zou dus haar
appartement moeten zijn. Ook een foto aan de muur deed haar dat vermoeden,
aangezien zij daarop stond (ze vergeleek de foto met haar gezwollen gezicht in
de spiegel) samen met.. de man in de keuken? Ze dacht van wel. Dus woonden zij
samen in dit huis? Ze wist t niet zeker maar hoe meer ze vond, hoe meer ze
daarvan overtuigd raakte. Alleen, waarom lag hij daar dood en was zij zo
toegetakeld? Had zij hem gedood? Ze kon het zich niet alleen niet voorstellen
maar ook niet meer herinneren. Ze vond een handtas op een stoel in de
slaapkamer die bezaaid lag met kleding. Ze pakte hem op, ging ermee op het bed
zitten en gooide de inhoud op bed. Een portemonnee, lippenstift, huis-en autosleutels,
een agenda en verder wat losse dingen die onbelangrijk leken. Ze opende de
portemonnee. Er zat geld in, zo’n € 50, - en pasjes. Haar ID vond ze ook. Met
een naam. Gelukkig wist ze in ieder geval hoe ze heette. Inge van Dam. Het
klonk totaal niet bekend in haar oren. Maar het stond er toch echt. Met haar
foto erbij. Dan zal het toch wel, dacht ze. Ze bladerde in haar agenda. Een
aantal afspraken, onder andere de huisarts eergisteren, was ze geweest?, en de
makelaar morgen. Makelaar? Toch niet voor dit huis? O mijn hemel, dan mag ik
wel gaan opruimen, schrok ze. Om meteen te denken: Die kan ik beter bellen,
misschien kan ik het verzetten. Er stond een nummer bij en ze pakte de telefoon
en toetste het nummer in.
‘Makelaarskantoor van der Veen, goedemiddag met Marijke,
waarmee kan ik u helpen?’ hoorde ze. ‘Eh’, stamelde ze. ‘Met Inge van Dam’. Het
kwam er aarzelend uit, ze had moeten oefenen. Ze wist niet eens zeker of het
haar naam wel was. Die stomme hoofdwond ook. Maar wat ze wel wist was dat ze nu
af moest bellen want voor hetzelfde geld vergistte ze zich in de dagen en
kwamen ze vandaag! ‘Ing!’, de stem die haar begroette klonk in ieder geval
joviaal. ‘Mens wat heb ik lang niets van je gehoord! Ik stond gisteren bij je
aan de deur maar er was niemand! Waar zat je? We hadden gisteren een afspraak
hoor!’ Gisteren dus, zie je maar goed dat ze even belde. ‘Ja, eh dddaarom bel
ik ook’, stotterde ze. Het was vreemd
haar eigen stem te horen. Gisteren? Wat was er in vredesnaam gebeurd dan? Was
ze zo lang buiten westen geweest? Dat kan toch helemaal niet? ‘Wat is er met je?’
vroeg de stem die kennelijk tot een of andere Marijke behoorde. ‘Het gaat toch
wel goed. O nee, er is weer wat tussen jou en Mark. Dacht ik het niet? Wanneer
maak je het nou eens uit met die druiloor! Ing, ik heb al vaker gezegd, hij
deugt niet! Hij is zo vreselijk dominant! Je mag niks in je eigen huis! Daarom
zou ik gisteren komen weet je wel! Ik zou je huis te koop zetten en jij zou
lekker tijdelijk bij mij in trekken. Ik maakte me echt zorgen, maar toen ik
niks hoorde en aan wilde bellen dacht ik stemmen te horen en belde nog langer.
Mark deed open en die zei dat jij er helemaal niet was! Dat jij een paar dagen
bij je moeder was. Hij heeft je toch niks aan gedaan he! De klootzak, ik
vertrouw hem voor geen meter. Het is zo’n mooie man, maar zo’n rottig karakter
ongelooflijk! Ik wed dat jij er wel gewoon was, of niet? En dat hij toen ik weg
was je gewoon helemaal verrot geslagen heeft, heb ik gelijk, Ing? En dat jij
daarna niet eens meer mij kon bellen, moet je weer dagen binnen zitten met
blauwe plekken overal. Bel de politie toch, meid! Maar dat doe je toch niet.
Die klote kerels ook. Je weet toch dat ik ook ooit zo’n ‘vriendje’ had! Het is klaar
met die kerels hoor. Weet je ik kom er onmiddellijk aan ook, ik heb nog vrije
uren over, ik neem ze nu op. Ik kom!’ En voor ze het wist had Marijke
opgehangen en zat ze met de hoorn nog in haar handen verdwaasd te kijken.
Ja, het kwam allemaal weer terug. Zo was het gegaan, precies
zoals Marijke gezegd had. Mark.. Mark lag in de keuken. Met een winkelhaak in
zijn zij. Langzaam stond ze op, legde de telefoon neer en strompelde naar de
keuken. Het stromen van het bloed was gestopt maar het was wel een vreselijke
puinhoop zeg. Mark lag nog steeds met open ogen die niets meer zagen. Ze trok
een stoel dichterbij en ging zitten. Haar gedachten maalden. Mark sloeg haar.
Al jaren waren ze een stel. De eerste jaren waren nog fijn en was er niks aan
de hand geweest, maar Mark ging zich steeds jaloerser gedragen. Ze mocht niks
meer, hij schreeuwde, trok aan haar haren, sloeg haar. En zij schrok wel de
eerste keren maar hij had altijd zoveel spijt daarna dat ze het hem iedere keer
weer vergaf. Hij was zo’n mooie man, en hield zoveel van haar. Haar moeder kon
zo goed met hem opschieten. ‘Het is zo’n charmante man, Inge’, zei ze dan. ‘Als
jij problemen hebt met hem, zal het wel aan jou liggen, Mark is een heel innemende persoonlijkheid,
en jij kan zo’n kattenkop zijn. Geen wonder.’ Ze was aan zichzelf gaan
twijfelen. Ze moest blij zijn dat hij bij haar bleef, en dat zei hij haar ook,
keer op keer. Terwijl hij haar sloeg, nadat hij haar geslagen had, wanneer dan
ook. Terwijl ze naar hem keek, kwam het allemaal terug, ook zijn woede, haar
verdriet en de wanhoop. Haar vriendin Marijke, die bij het makelaarskantoor
werkte, had haar aangeraden haar huis te verkopen, dan had ze geld en kon ze
gaan en staan waar ze maar wilde maar hij was er achter gekomen. Hij had haar
in haar gezicht gestompt. Zo hard. En toen ze wegrende en de deur wilde openen
sloeg hij haar met een stomp voorwerp op haar hoofd. Ze was buiten westen
geraakt.
Nog steeds staarde ze naar hem, daar op de grond. Die
winkelhaak, dat mes. Het verklaarde nog niet hoe hij dan daaraan gekomen was.
Ze snapte het niet. Zij had dat niet gedaan, het kon niet. Ze was bewusteloos
geweest, tot ze vanmorgen bij gekomen was en al dat bloed had zien liggen.
Langzaam schudde ze haar hoofd: ‘Het klopt gewoon niet’, mompelde ze in
zichzelf. ‘Wie heeft dat dan gedaan als ik dat niet gedaan heb?’ ‘Ik’ zei een
stem achter haar. En voor ze zich kon omdraaien voelde ze het mes tussen haar
borst. Verwonderd keek ze omlaag en zag het bloed, haar bloed dit keer. Ze
gleed van haar stoel af op de grond, naast Mark. En voordat het licht uit haar
ogen verdween zag ze haar beste vriendin haar appartement uitlopen.
© KH
2 comments:
oei......
beste vriendin....
gevaarlijke zaak,
Ik werd ook wel een beetje misselijk van al dat bloed hoor:-)
En dan zag je t nog niet eens echt, Klaproos! ;-)
Post a Comment